In mijn werk als coach maak ik graag gebruik van metaforen. Beelden zeggen vaak zoveel meer dan woorden alleen. Een verhaal kan iets herkenbaar maken, een gevoel verwoorden dat moeilijk te vatten is, of een nieuw perspectief openen.
Metaforen helpen mij – én soms ook mijn coachees – om een laag dieper te kijken. Ze brengen beweging in gedachten die vastzitten, of werpen net dat andere licht op een vraagstuk waardoor iets ineens helder wordt.
Soms ontstaan die beelden spontaan in een gesprek. Soms raken ze me zo, dat ik ze later opschrijf. Een aantal van die metaforen vind je hier op deze pagina. Misschien herken je er iets van jezelf in. Misschien geven ze je een indruk van hoe ik kijk, denk en werk – en helpen ze je bepalen of ik een passende metgezel ben op jouw pad.
Of misschien zijn ze gewoon mijn manier om mijn gedachten vorm te geven, om te schrijven, te verwoorden en te delen.
Hoe dan ook: ze zijn er.
Welkom om te lezen.
Achter de wolken

Ik loop ik de eerste etappes van het Pieterpad. Vanuit Pieterburen ga ik onderweg naar de Pietersberg. Terwijl ik daar loop, ergens tussen het riet van het Reitdiep en de verre horizon van Groningen, kijk ik omhoog naar de lucht. De wind drijft wolken voorbij in grillige patronen: Prachtige zware, donkere luchten waarachter soms, heel even, een zonnestraal doorbrak — fel, warm, kortstondig. Het iszo’n dag waarop de hemel voortdurend van gedaante wisselt. Geen moment hetzelfde, en juist daarin schuilt haar schoonheid.
Ik besef me dat die Hollandse luchten, met hun donkeren en lichten, eigenlijk het leven zelf weerspiegelen. Een lucht die altijd blauw zou zijn, zou al snel vervelen. De wolken — hoe dreigend ze soms ook lijken — geven diepte, spanning en betekenis. Ze maken de hemel levend. En net als in de lucht horen ook in ons leven die donkere wolken erbij. Ze kondigen soms een regenbui aan, maar juist die regen is het die de aarde vruchtbaar maakt.
Al wandelend, denk ik aan de keuzes die we hebben wanneer de lucht betrekt. Soms trekken we een regenjas aan, soms zoeken we beschutting, en soms lopen we juist recht de bui in, omdat er iets in ons zegt dat het goed is om nat te worden — om het leven te voelen zoals het is. Want zelfs de regen hoort bij de wandeling.
Op een bankje langs het Reitdiep hou ik stil. Voor me kleurde de lucht in tinten van staalgrijs en goud. En daar, als een zachte belofte, verschijnt een regenboog. Even zit ik daar, nog in mijn T-shirt, in stilte, en voel de koelte van de lucht in oktober en het licht van de zon tegelijk. Een paar minuten later begint het te regenen — natuurlijk. Maar ik kan alleen maar glimlachen, want ik weet: zonder regen geen regenboog.
De regenboog zelf is een wonderlijk iets — hij verschijnt alleen als zon en regen elkaar ontmoeten. Licht en water, samen. Juist het contrast brengt kleur voort. Zo is het ook met ons leven: de momenten van verdriet en van vreugde, van donker en van licht, bestaan niet los van elkaar. Ze vormen samen de volle rijkdom van wat het is om mens te zijn.
En dus denk ik daar, in de wind van Groningen: misschien hoeven we de donkere wolken niet te verjagen. Misschien mogen we ze juist verwelkomen als deel van het grotere geheel. Want achter elke wolk schijnt de zon, zelfs als we haar even niet zien. En soms, als we blijven wandelen — stap voor stap, door regen en zonneschijn — dan verschijnt er iets onverwacht moois aan de horizon: een teken van hoop, een herinnering dat alles verbonden is.
Wat we mogen leren is leven met de seizoenen, leren leven met de (weers)omstandigheden. De seizoenen zijn er, de omstandigheden zijn er…daar hebben wij géén invloed op. Hoe wij door die seizoenen gaan, hoe wij ons aanpassen aan de (weers)omstandigheden; dat is waar onze ‘uitdaging’ zit.
Snoeien


Het is een herfstdag — late herfst. De ochtend scherp en koud, het gras nog wit van de nacht. Het is tijd om te snoeien, tijd om de tuin klaar te maken voor de winter. Achter het huis staan twee leilindes, twee trouwe wachters die al jaren ieder seizoen met ons meeleven. Vandaag worden ze teruggesnoeid. Klaargemaakt om te rusten, om de kou te verdragen, om in stilte krachten te verzamelen voor het voorjaar dat weer komt.
Terwijl ik de takken wegknip, valt de metafoor bijna vanzelf in mijn gedachten. Het snoeien als beeld voor het leven. Hoe, wanneer een seizoen voorbij is, ook wij terug mogen knippen wat te lang gegroeid is. Oude takken weg. Het stevige gestel weer zichtbaar maken. Terug naar de basis, ruimte creëren. Hoe we soms door het kale, gure seizoen heen moeten voordat er weer knoppen durven te verschijnen. En in de lente, na het verlies, na het opruimen, kan er opnieuw worden uitgelopen, kan er nieuw blad komen, nieuwe vrucht, nieuwe bloei.
Hoe dat snoeien ook een klus kan zijn die je uitstelt. Omdat je er geen zin in hebt, omdat de waan van de dag je voortdrijft en je er niet aan toe komt, omdat het je te veel moeite kost. En dan kan het zomaar zijn dat erg scheefgroei ontstaat. Dat ‘de boom’ niet groeit zoals ze bedoelt is. Nieuwe scheuten zet op te dunne takken…
Terwijl ik daarover mijmer, tref ik hoog in de top een klein vogelnest. Kunstig gevlochten, stevig verankerd tussen de takken. Het heeft warmte gedragen, heeft bescherming geboden. Hier zijn jonge vogeltjes groot geworden — en nu is het leeg. Verlaten. Het mag worden verwijderd. Het heeft zijn doel gediend.
Dat brengt me bij een verdieping van deze metafoor. Want tijdens het snoeien van het leven stuiten we soms op dingen die ons dierbaar waren. Herinneringen, overtuigingen, verhalen die we zorgvuldig in elkaar hebben gevlochten. Dingen die ons gediend hebben, die ons hebben beschermd, die heilig leken. Dingen die pijn doen om weg te halen. Dingen waar je je nog aan vast wilt houden, misschien wel móet houden — maar toch niet kunt bewaren als je wilt dat er ruimte komt voor iets nieuws.
Want wil je dat er nieuwe groei ontstaat, dat het licht weer bij je kan, dan moeten de oude takken weg. Dan moet zelfs het nestje, hoe waardevol ook, worden losgelaten.
Als alles gesnoeid is, staan de bomen kaal en helder in het licht. Klaar voor het winterseizoen. Klaar om te wachten. Klaar om, zodra de wereld weer opwarmt, opnieuw te bloeien.
Maar snoeien alleen is niet genoeg. Snoeien is slechts het wegsnijden van wat je niet meer nodig hebt. Daarna begint de volgende klus: het opruimen. De takken die overal verspreid liggen, waar je over kunt struikelen, die je blijven herinneren aan wat weg is — die mogen worden afgevoerd. De bladeren weggehaald. De grond geveegd. Het mag schoon worden, open, licht. Er mag ruimte worden gecreëerd. Ruimte voor een nieuw seizoen.
Zo raakte deze metafoor me, tussen het ritme van de schaar en het knisperen van bevroren gras. Hoe mooi het is dat we door seizoenen gaan. En hoe pijnlijk het soms is om te snoeien wanneer een seizoen voorbij is. Maar ook hoe noodzakelijk: om ruimte te maken, lucht en helderheid te scheppen. Zodat nieuwe groei zich kan aandienen — stil, voorzichtig, maar onvermijdelijk.
